Hoe reageren NIET-symmetrische alkenen?

We zagen in het reactiemechanisme dat er een carbocation intermediair gevormd wordt. Uiteraard zal het meest stabiele carbocation gevormd worden en zo bepalen wat het eindproduct is.
In de eerste stap wordt het alkeen geprotoneerd. Hierbij kan in beide reacties hierboven een tertiair of een secundair carbocation gevormd worden. Het tertiair carbocation is veel stabieler en zal dus preferentieel gevormd worden en het hoofdproduct of major product is gekend. Er is dus regioselectiviteit.

De regel van Markovnikov is van toepassing. Het proton addeert aan het sp²-koolstofatoom met het grootste aantal rechtstreeks gebonden waterstofatomen.

Hoe zit het met de additie van waterstofhalogeniden?

Het alkeen reageert zoals hiervoor beschreven werd. Het elektrofiel, een proton in dit geval, zoekt de π-elektronen op in het alkeen met vorming van een carbocation. De zuurrest, Cl-, Br- of I-, treedt op als nucleofiel (negatieve lading) en bindt aan het carbocation.


Zoutzuur reageert met etheen met vorming van ethyl chloride en cyclohexeen reageert met waterstof jodide met vorming van iodocyclohexane.

In deze reacties kan er slechts één eindproduct gevormd worden vanwege de symmetrie van de uitgangsproducten. Aan welk sp²-koolstof het proton ook addeert, er wordt telkens hetzelfde carbocation gevormd.

Hoe reageren alkenen?

Hoe reageert een alkeen als etheen

De π-elektronen worden zwak vastgehouden en kunnen dus aangetrokken worden door een positieve lading.
Het elektrofiel bindt aan het alkeen. Deze stap noemen we elektrofiele additie. De ene sp²-koolstof wordt gebonden aan het positief geladen elektrofiel en de andere sp²-koolstof krijg een positieve lading. We verkrijgen nu een carbocation intermediair. Het spreekt voor zich dat het meest stabiele carbocation preferentieel gevormd zal worden.

In de laatste stap bindt het nucleofiel aan het carbocation intermediair.